Sama sama
Bapak trok aan mijn arm. Vaak kneep hij zo hard dat ik de dagen nadien zijn hand nog voelde. Hij stond erop dat ik hem volgde naar mijn grootmoeder die ons beneden aan de kampung opwachtte. Ze hadden dit vooraf afgesproken, zoveel was me duidelijk. De voorbije dagen had nenek , grootmoeder in het Bahasa Indonesia, me al zo vaak, te vaak, op sleeptouw genomen. Ik onderging de uitstappen van ettelijke snikhete uren op zuurstofloze bussen met als eindbestemming een van haar vrienden aan wie ze mij per se wilde voorstellen, oftewel: oninteressant. Dat mijn vader ons voor het eerst zou vergezellen maakte me dan misschien wel iets gelukkiger, maar alle moeite ten spijt, om echt enthousiasme te voelen was ik te moe, te vaak omringd geweest door een teveel aan mensen en had ik vooral nood om – al was het maar voor héél even - gewoon op mezelf te zijn, een boek te lezen of het een en het ander neer te schrijven. Er werd bovendien zoveel in mijn plaats beslist. (Het ritme van mijn ademhali