Doos



- Zeus waarschuwde Pandora, terwijl hij haar de sleutel gaf. De doos openen zou alleen maar onheil met zich meebrengen, sprak hij. Ziekte. Verbittering. Pijn.

Zo vertelde ze het toen. Zij, die leerkracht in de middelbare school. We sloten onze ogen terwijl ze ons met haar warme stem doorheen andere werelden leidde. Ik noemde haar de witte raaf.

- Ja, hoor, alles is ok, antwoordde ik wanneer ze fluisterend vroeg of het wel goed met me ging.

Krampachtig probeerde ik mezelf te verstoppen achter mijn eeuwig Oosterse glimlach. Maar zij wist beter. Zij voelde mij. Zij las mij.

Het zat niet goed. Van het gelukkige, vrolijke en onbezonnen kind dat ik ooit was, was er slechts nog een schim over. Als een schaduw van mezelf sleepte ik me doorheen de sleur van elke dag. Ik leefde mijn leven niet meer zelf. Mijn functioneren leek overgenomen door demonen. Het dal was donker en diep. De pijn en het verdriet groot. Schoollopen deed ik omdat het moest. Het gaf me het ritme dat me staande hield.

- Waarom praat je niet? Waarom blijf je ervan weglopen? Waarom doe je niet wat je moet doen? Je weet het goed genoeg.
- Het is beter zo, mevrouw. Pandora zou ook alleen maar gelukkig kunnen leven als ze de doos gesloten houdt, had Zeus gezegd.
- Heb je wel goed naar het verhaal geluisterd?

Ik begreep niet wat ze bedoelde. Was het dan niet zo dat het openen van de doos Pandora duur kwam te staan? Dat de Griekse mythologie vol waarheden zit? Dat het soms beter is om niet alles te weten?

Ik had uiteindelijk ook niet te klagen. Wat kon ik me immers nog meer wensen dan het liefdevolle leven dat ik tot dan gekend had? Ik kreeg alle kansen en dromen werden meermaals werkelijkheid. En toch. En toch huilde ik, uren aan een stuk. Alleen. In een hoekje. Het pijnlijke gevoel was er gewoon. Het overviel me. Ik had er geen vat op.

Dat schooljaar zou ik afstuderen van de middelbare school. Met de hakken over de sloot, dankzij een deliberatie waarmee ik allicht geschiedenis schreef.

- Ik denk dat ik goed geluisterd heb, mevrouw. Ik geniet intens van uw vertellingen.
- Je hoort niet wat ik je vraag. Wat komt er als laatste uit die doos van Pandora?
- Ik weet het niet, mevrouw. Ik dúrf het niet te weten.
- Je voelt angst dus?

In de verte klonken de stemmen van leerlingen op de speelplaats. De schoolbel rinkelde. Maar ik hoorde niets. In mijn hoofd werd het stil. Muisstil. Enkel haar woorden echoden.

- Ja, angst, mevrouw.

Angst. Ik kon er niet meer omheen. Ik was bang. Doodsbang voor mezelf. Voor mijn geschiedenis. Voor mijn doos van Pandora. Eens de doos geopend, was er geen weg terug en wachtte er alleen confrontatie. Tot dan toe koos ik steeds de veilige weg die in een grote boog eromheen liep. Ik had er niets in te zoeken. Niet in de doos. Niet in mijn geschiedenis. Niet in mezelf. Het was de angst die me ervan deed vluchten. Ontkennen kon ik als de beste. Ieder zijn talenten.

- Als laatste kwam er hoop uit de doos, zei ze.

Ik keek haar aan. Zwijgend. Haar woorden raakten mij. Ze vervolgde:

- Hoop in de vorm van een vogel. Zo eindigt de mythe. Die hoop moet jij voor ogen houden. Ik wil dat je vliegt. Dat je dùrft te vliegen. Eerst spartel je misschien. Daarna vlieg je sierlijk als een bevrijde vogel. Dat is de hoop. Dat is wat je drijfveer moet zijn.

Ik besloot de doos te openen.
Ik begon de zoektocht naar mijn wortels.
Ik was zeventien jaar.

©Haryanti Frateur

(Deze tekst werd tevens gepubliceerd in het VAG Magazine, september 2019)


Reacties