Dessert

De rust na de drukke dag keerde weer toen ze ’s avonds het avondmaal nuttigden. De dagen waren al opvallend korter dan enkele weken voordien. Het was pikdonker buiten en binnen maakten ze het gezellig met sfeer- en kaarsverlichting.

-         ‘Borisje, wil jij het eten op de borden scheppen?’, vroeg hij aan zijn zoon.

Steeds gehoorzaamde Boris gewillig. Het was geen moeilijk kind. Nooit opstandig en altijd behulpzaam. Hij bofte met hem, bedacht zijn vader zich vaak.

-         ‘Papa, wil je nog meer?’
-         ‘Neen, hiermee kan ik alvast beginnen, dankjewel. Kan je ook nog even het drinken uit de ijskast nemen?’
-         ‘Tuurlijk papa, ik doe het meteen.’

Hij probeerde zich z’n leven met een minder gedienstige zoon voor te stellen. Alles zou veel meer van hem vergen. Die verdomde cirkelzaag ook. De pijnlijke herinnering eraan staat na al die jaren nog steeds vlijmscherp in zijn geheugen gekrast. Het helse machinegeluid dat plots anders klonk. Vanaf dat moment was zijn leven nooit meer hetzelfde. Vanaf dat moment moest hij voor alles hulp vragen. Vanaf dat moment ging hij zonder handen door het leven.

-         ‘Papa, mag ik dan nu een dessert? We hebben nog koekjes in de kast staan.’
-         ‘Nee, jongen. Ik vind niet dat je flink gegeten hebt. Als je je bord niet leegeet, krijg je geen zoetigheid. Zo gaat dat nu eenmaal; geen leeg bordje, geen dessertje.’

Boris deed altijd zijn uiterste best om zijn vader te begrijpen. Maar deze keer had hij het er lastiger mee. Hij was toch altijd braaf? Altijd bereid om te helpen? Kan het niet gewoon zijn dat hij deze keer eens wat minder honger had?

-          ‘Maar Boris, ik heb wel flink gegeten. Wil je dan wel voor mij een koekje uit de kast nemen?’
-          ‘Ah nee, papa. Zo gaat dat nu eenmaal; geen handjes, geen koekjes.’

© Haryanti Frateur

Reacties